afbeelding 238.jpg

Zondag 20 november 2016 - KONINGSKINDEREN

Christus Koning - C
Lezingen: 2 Samuël 5:1-3 en Lucas 23:35-43
 
Het kerkelijk jaar wordt afgesloten met de viering van het feest van Christus Koning. De lezingen zijn met het oog hierop gekozen. Nog éénmaal lezen we in dit Lucas-jaar uit diens evangelie. Het is een gedeelte uit het lijdensverhaal. Lucas heeft ons tot bij het kruis gebracht. Jezus die tijdens zijn levensreis nooit geschipperd heeft tussen kruis of munt. Zijn kruisweg is spreekwoordelijk geworden. Het lijkt bijna ironisch om - nu Jezus op het dieptepunt van zijn leven is aangekomen - over Hem te spreken als over een koning. Wat is er nu voor koninklijks aan een mens die zijn kruisweg gaat?
 
De eerste lezing uit het tweede bezoek Samuël is gekozen bij de evangelietekst. Daar krijgt het koningschap van Jezus nog eens uitdrukkelijk het ‘Messiaans en menselijk’ karakter in de persoon van Koning David. Net als David is Jezus een Koning naar Gods hart. Maar wat blijft er in het evangelie van deze Koning over?
 
In het evangelie staan twee mensen lijnrecht tegenover elkaar: Pilatus en Jezus. Pilatus is de machtige heerser, gezeten op 'n Romeinse troon, omgeven door tienduizenden stoere militairen. Hij beschikt over leven en dood. Tegenover Hem staat Jezus. Hij is de geslagene, degene die de omhangen is met en spotmantel. Zijn handen zijn geboeid - teken van machteloosheid. Hij staat daar sjovel en pover gekleed tegenover de machtige Pilatus. Jezus tegenover Pilatus. Een confrontatie tussen écht gezag en ordinaire macht. Wie is er eigenlijk bang voor wie? Wie staat er eigenlijk terecht in het proces van de staat contra Jezus van Nazareth?
 
Als Jezus aan het kruis hangt tussen twee misdadigers, staat het volk te kijken, In de versie van Lucas spot het volk niet met Jezus. Ze zien hoe de soldaten in drie talen (Grieks, Romeins en Hebreeuws) de reden van Jezus' kruisiging aanbrengen aan de top van de kruisbalk: ‘Jezus, koning der Joden!’ ‘Nee,’ zeiden de omstanders, ‘er moet staan: Hij heeft gezegd, Ik ben de koning der Joden!’. Pilatus antwoordt dan: ‘Wat geschreven is, is geschreven’ en hij gaat naar huis en wast zijn handen in onschuld. Het volk kijkt toe, passief en zwijgend, zichtbaar teleurgesteld. Ze hadden toch méér van die Jezus verwacht! De leiders van het volk voelen zich de lachende derde en roepen: ‘Anderen heeft hij gered, laat hij nu zichzelf maar redden!’ Ook de Romeinse soldaten kijken toe - onverschillig. Ze vinden het alles bij elkaar maar 'n zielige vertoning! Voor hen is het de zoveelste terechtstelling. Eigenlijk gebeurde er die dag niets bijzonders.
 
Iemand aan het kruis, gehangen in de naam van de keizer. Een man die zichzelf koning noemt, gaat ten onder. Een mislukte rebel, eigenlijk 'n koning van niets. De wereld rond Jezus viel uit elkaar en de scène rond het kruis laat niets anders dan verlatenheid zien. Magistraten en priesters die Hem zelfs op het kruis niet met rust laten, en soldaten die - wat zure wijn te drinken gevend -  Hem tot het laatst toe bespotten. ‘Anderen heeft Hij gered, laat Hij zichzelf eens redden als Hij de Messias van God is, de uitverkorene’ Er is er maar één die Jezus herkent als koning: een medevangene - een terrorist, een moordenaar nog wel!
 
De eerste Christenen hebben het lijdensverhaal waarschijnlijk mooier gemaakt dan het in werkelijkheid was. Niemand weet wat Jezus gevoeld heeft in het uur van zijn ondergang, maar flarden van zijn angst vinden we terug in zijn lijdensverhaal. In de Hof van Olijven klinken zijn angstige woorden: ‘Vader, indien dat mogelijk is, laat deze lijdensbeker dan aan Mij voorbijgaan’. Het is de bitter klacht van veel lijdende mensen, die zich ver van God verwijderd voelen. Zo is Jezus niet bóven het menselijk lijden gaan staan, maar stond er middenin. En de omstanders vragen zich af: waaruit blijkt in deze afgang dat Koninklijke van Jezus? Een vraag die ook ons mensen van deze tijd bezighoudt. Lucas lost het probleem op door twee keer te verwijzen naar het woord vergiffenis. ‘Vader, vergeef het hun, ze weten niet wat ze doen’. En Lucas vertelt over een moordenaar die het voor Jezus opneemt en tegen Hem zegt: ‘Jezus, denk aan mij wanneer je in het Koninkrijk gekomen bent’.  Vergeving is blijkbaar de enige weg die leidt van het kruis naar het Koninkrijk van God. Vergiffenis is de enige weg die openstaat om het verleden te herstellen, en om breuken te helen. Er is geen andere weg. Het is de Koninklijke weg!
 
Een wereld lijkt in te storten. Maar twee mensen hangen naast elkaar en kijken elkaar in de ogen. Jezus zegt: ‘Voorwaar Ik zeg u: vandaag nog zult ge met Mij zijn in het paradijs’. En deze woorden vormen de overgang naar het nieuwe Koninkrijk, waar Hij tijdens zijn leven zo hartstochtelijk over heeft gesproken en uiteindelijk zijn leven voor heeft gegeven. Het oude is voorbij, het nieuwe is begonnen. Ze wilden Jezus tot koning kronen. Maar Jezus vlucht weg van dit soort koningsschap. Hij wil dienstknecht van de mensen zijn. In heel zijn doen en laten kun je voelen en proeven: achter deze mens staat God!
 
Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Volgende week begint de Advent. Vandaag al mogen wij horen wie wij mogen verwachten: geen sterke man, geen machtige koning, maar een klein kind. Niet iemand die eropuit is zichzelf te redden, maar redder van anderen wil zijn – een echte Verlosser! In het evangelie van Lucas zijn we het afgelopen jaar op zoek gegaan naar die koninklijke weg die Jezus voor ogen had. Die koninklijke weg naar de Vader. Wij mogen ook in het nieuwe liturgisch jaar, aan de hand van de evangelist Matteüs, ons als Koningskinderen gedragen, op weg gaan naar het Huis van de Vader, waar plaats is voor velen. Deo gratias!
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam