20120610_sacramentsprocessie2.jpg

Zondag 7 februari 2016 - VERLOSSENDE WOORDEN

5de zondag door het jaar - C
Lezingen: Jesaja 6:1-2a.3-8 en Lucas 5:1-11
 
Het is maar een klein lichaamsdeel, maar we zondigen daar het meeste mee. U begrijpt dat ik het heb over dat kleine stukje vlees in onze mond, onze tong. Sommigen van u mogen dan gek zijn op ossentong, maar dat beest heeft wel zijn hele leven zijn mond gehouden! Dat kleine tongetje van ons kan je diep in de problemen brengen. Zo lezen wij in de brief van Jakobus: ‘Het is als met een schip: het roer is het kleinste deel van het schip, maar bepaalt wel waar zelfs het grootste schip heen gaat.’ En hij vervolgt: ‘zo is ook onze tong maar een klein deel van ons lichaam, toch voert zij een hoge toon’. (Jakobus 3:1-12). Onze tong, dat kleine lapje vlees, bepaalt wél de richting van ons leven.
 
In de eerste lezing is de profeet Jesaja aan het woord. Hij wordt door God geroepen, maar hij aarzelt geweldig om zijn mond open te doen, want zegt hij: ‘Ik ben een mens met onreine lippen, en ik woon te midden van een volk met onreine lippen’. Maar het verhaal gaat verder. Hij zegt: ’een van de serafs vloog naar mij toe met een gloeiende kool die hij met een tang van het altaar genomen had; hij raakte mijn mond daarmee aan en sprak: ‘nu dit uw lippen aangeraakt heeft, zijn uw zonden verdwenen en uw misstappen vergeven’. En dan gaat Jesaja op weg en weet hij zich gezonden om het verlossende woord van God te verkondigen.
 
Daar heeft de wereld behoefte aan: aan ‘verlossende’ woorden, Je hebt examen gedaan en je wacht met spanning op de uitslag, op het verlossende woord dat je geslaagd bent, dat je er door heen bent. Je hebt gesolliciteerd. Je bent bij de laatste drie. Wat kan het lang duren voordat het verlossende woord valt! Je hebt in het ziekenhuis een indringend onderzoek achter de rug. Wat kan het lang duren voordat het verlossende woord komt dat er in ieder geval iets aan de storing te doen is! Je bent verliefd. Wat kan het lang duren voordat het verlossende woord komt dat ook de ander van jou houdt! Maar wat kun je ook bang zijn voor een woord. Een woord dat je afwijst, dat je gezakt bent als een baksteen, dat die baan net aan je neus voorbij gaat. Een woord misschien dat je laatste levensfase aankondigt.
 
Woorden kunnen vol spanning zijn. Soms hebben we ruzie. Het hoogste woord komt er uit, de spanning is te snijden. Plotseling komt iemand met het verlossende woord. De spanning drijft weg, het feest is gered. Maar wie spreekt in ons leven dat verlossende woord dat ons losmaakt? Wie spreekt het verlossende woord in hongerend Afrika, Irak, Syrië. Afghanistan, Jordanië en in de Gazastrook, en op zovele andere onheilsplekken in de wereld?
 
Sommige mensen hebben er slag van verlossende woorden te spreken. Als zij in de buurt zijn, valt de spanning weg. De leerlingen van Jezus hebben dat verlossende woord aan den lijve ervaren. Daarom is Hij niet zomaar een woord, Hij is Gods vleesgeworden Woord. Jezus spreekt voortdurende verlossende woorden, die van ‘reine lippen’ komen. Dat had Hij van zijn Vader geleerd, die in het begin sprak: er zij licht, de dieren mogen er zijn, de planten, de planeten, de mensen. Tot Zijn Zoon zei Hij (zowel bij zijn doop, als in zijn stervensuur): ‘Je bent mijn Zoon, mijn welbeminde’.
 
Jezus spreekt, in het spoor van zijn Vader, voortdurend woorden die bevrijden. Tot de lamme zegt Hij: ‘sta op en loop.’ Tot de overspelige vrouw: ‘ga heen en zondig niet meer’. En zelfs op het kruis spreekt Hij het verlossende woord tot een van de moordenaars: ‘Heden nog zal je met Mij zijn in het paradijs’. En tot zijn leerlingen zegt Hij: ‘laat nu je netten maar in de steek. Komt en volgt Mij. Want vissers van mensen mogen jullie zijn!’
 
Het verhaal van vanmorgen over de wonderbare visvangst, moet verteld zijn in de eerste christengemeenten. Daar was men enthousiast begonnen. Maar de wereld aanvaardt hun woord van bevrijding niet. Ze worden uitgemaakt voor dromers en naïevelingen. Ze worden voor de rechter gebracht en hun lot is 't lot van de martelaren. Er vloeit bloed. Hun inzet is gigantisch, het resultaat is maar miniem. Zo ontstaat er aarzeling en vertwijfeling. De jonge kerk verkeert in een crisis. Hebben zij dan toch op het verkeerde paard gewed? Dan vertellen zij elkaar het verhaal van de wonderbaarlijke visvangst. De hele nacht hebben de leerlingen gezwoegd en gewerkt. Op bevel van het Vleesgeworden Woord werpen ze opnieuw hun netten uit. De boot wordt gevuld tot zinkens toe. Zo'n verhaal geeft de jonge kerk weer moed om verder te gaan.
 
Zo is het verhaal van de wonderbare visvangst ook een verhaal vol bemoediging voor de kerk van vandaag. Ook wij mogen - op bevel van het Vleesgeworden Woord - onze netten blijven uitwerpen. En daarmee is het een verhaal dat ons kan bemoedigen. Iedereen heeft wel eens van die dagen waarop je de moed in de schoenen zinkt: op je werk, in je huwelijk, je vriendschap, in je relatie met je kinderen of je ouders. Het geloof in het Vleesgeworden Woord kan je boven die situatie uittillen. Zelfs als er bange woorden worden gesproken, is dat Woord van God vaak het enige woord dat je uit de put kan halen.
 
Natuurlijk bant dat Woord van Jezus niet alle angst uit je leven. Natuurlijk verzekert het ons niet van een zorgeloos bestaan. Integendeel, soms zie ik bij mensen een klein tegeltje in de gang hangen, met daarop de tekst: ‘God geeft ons de noten, maar Hij kraakt ze niet voor ons’. Het geloof is geen toverstaf. Geloven in het Woord van God is niet bang zijn voor welke toekomst ook. Het trekt een wissel op die toekomst, zelfs door dood, graf en elke crisis heen. Het evangelie van vanmorgen is duidelijk: je bent geroepen om Hem te volgen Vissers van mensen mogen we zijn. En onze netten zullen scheuren door hun overvloed…
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam