trinity rublev_001.jpg

Zondag 28 februari 2016 - JEZUS, ADVOCAAT VAN DE ZONDEBOK

3e zondag veertigdagentijd – C
Lezingen: Exodus 3:1-8a.13-15 en Lucas 13:1-9
 
Er is een geweldig ongeluk gebeurd. Iedereen praat er over en is geschokt. Er moet iets verkeerd zijn gegaan bij de bouw van een hoge watertoren. Halverwege de bouw viel de toren om. Achttien arbeiders kwamen onder 't puin terecht. Wat is er misgegaan tijdens de bouw? Waren de fundamenten te zwak, ondeugdelijk materiaal? Sommigen spreken van corruptie? Iedereen zoekt naar de oorzaken. Er wordt druk gespeculeerd. Iemand heeft de oplossing! Staande op de markt vertelt hij aan iedereen die het maar wil horen: ‘Natuurlijk is het zielig dat er achttien mensen dood zijn. Maar misschien zit er toch een beetje eigen schuld bij. De bouwlieden zullen wel niet brandschoon geweest zijn, nu God hen op deze manier straft!’
 
Als er iets misgaat, zoeken wij naar de oorzaken. Als je ziek wordt, dan had je maar niet moeten roken en drinken of zo hard werken. Dat is het verhaal van alle tijden: mensen Ze brachten eens een blinde bij Jezus en vragen: heeft híj nu gezondigd of zijn ouders? Want die blindheid moet toch érgens vandaan komen? Nog steeds zijn wij op zoek naar zondebokken. Kijk, het is verschrikkelijk als je kanker krijgt. Daar kun je bijna niets aan doen, zeker als je niet rookt. Anders is het met Aids. Dat is toch een straf van God voor zedeloos gedrag? Is Aids niet Gods antwoord op een wereld die steeds, gemakkelijker wordt? Zo hebben wij overal een antwoord op. We zijn klip en klaar, en we oordelen en veroordelen, zijn voortdurend op zoek naar zondebokken.
 
Achttien bouwvakkers komen terecht onder het puin, toen de toren van Siloam halverwege de bouw in elkaar stortte. Maar een ongeluk komt zelden alleen. Er staat al weer een nieuw bericht op facebook: ‘Pilatus heeft een groep Galileeërs laten vermoorden op het tempelplein.’ Tumult alom. Zij worden verdacht van staatsondermijnende activiteiten. Ze zijn vermoord tijdens de offerdienst, zodat hun bloed zich mengde met het bloed van de offerdieren. Weer staat hetzelfde mannetje of vrouwtje - we zouden het zelf kunnen zijn! - op de markt en roept uit: ‘God is rechtvaardig, dus moet het aan de slachtoffers zelf liggen!’ Jezus staat te kijken. Tot zijn vrienden zegt Hij: die man moet op zijn kop hebben. Hij laat jullie dingen geloven die niet waar zijn. Hij misbruikt het Woord van God om zijn eigen theorieën te ondersteunen. Wat denkt hij wel? Jezus staat geïrriteerd te kijken. Wat denken die mensen wel? Dat zij beter zijn dan die achttien mensen, die onder het puin terecht zijn gekomen? Dat zij beter zijn dan de mensen die aan Aids lijden? Geef de schuld maar aan God. Alsof Hij al geen medelijden heeft, zelfs met een vogeltje dat van een dakrand valt. 
 
En dan de eerste lezing. Wij horen in het boek van de Uittocht (Exodus) hoe God zijn naam bekend maakt aan Mozes: Zijn naam betekent: Ik-zal-er-zijn! Ook voor jou! God kiest de kant van mensen die ook in onze tijd het onderspit delven. Hij zegt: ‘Ik heb de ellende van mijn volk gezien en ik ga het bevrijden uit Farao's klauwen. Ik zal afdalen om hen weg te voeren uit hun verbittering." Ik daal af om het geminachte kind te bevrijden uit de klauwen van zijn opvoeders. Ik daal af om eenzamen te bevrijden uit de klauwen van hun geïsoleerd bestaan.
 
Ik daal af om de laagstbetaalden te bevrijden uit de klauwen van de maatschappelijke verdomhoek. Ik daal af om de ongeneeslijk zieke te troosten en om zijn pijn te verlichten. Ik daal af om de buitenlanders en talloze vluchtelingen te bevrijden uit de klauwen van de westerse economie. Doet God dat allemaal zelf? Ja, maar Hij werkt wel via mensen als Mozes, via mensen als u en ik. God werkt door mensen. Wij mogen zijn handen zijn. Toen een legereenheid van de Amerikanen in de nadagen van de oorlog in Zuid Duitsland kwam, vonden ze te midden van een kapotgeschoten kerk een kruis waarvan de handen verdwenen waren. De kerk is intussen weer opgebouwd. Midden in de kerk hangt het oude kruis. De handen hebben zij weggelaten. Onder het kruis hangt nu een bordje met daarop de tekst: ‘Jullie zijn mijn handen!’ God werkt door mensen aan het heil van mensen.
 
In onze tijd worden wij voortdurend door de massamedia bestookt met berichten over rampen, vluchtelingen, terreur en oorlog. Maar overal hebben wij er een verklaring voor. Honger in Afrika? Die mensen zijn nog te primitief voor 'n gezonde economie! Een toenemende werkloosheid? Wanneer heeft de politiek daar nu eens een antwoord op? Het vluchtelingenprobleem? Waarom gaan ze niet in hun eigen land de strijd aan, ook al gaan ze in die strijd ten onder. Wij hebben klip en klaar overal een antwoord op.
 
Jezus komt vandaag hard uit de hoek als Hij zegt: ‘Jullie zullen op dezelfde wijze omkomen, als jullie je niet bekeren!’ Waarschijnlijk zou Hij in onze tijd zeggen: “Denk niet dat jullie beter zijn dan de anderen. Gelooft niet dat alleen de grote fabrieken de schuld zijn van het sterven van bomen, jullie gebruiken allemaal teveel auto's. Geloof niet dat alleen Irak en Syrië de vrede in gevaar brengen, jullie stikken allemaal van gewelddadigheid. Geloof me dat werkloosheid niet alleen gevolg is van een verkeerde politiek, jullie zijn geen van allen bereid tot echte solidariteit. Als jullie je niet bekeren, worden jullie allemaal in de wereldcatastrofen betrokken.
 
Wij moeten Jezus gelijk geven: we zijn niet beter dan de anderen. Toch blijven de woorden van Jezus niet zonder hoop. Hij geeft, aan het einde van zijn betoog, ons de parabel van de vijgenboom mee. Al drie jaar lang geeft de boom geen vruchten. ’Omhakken die handel’, zegt de eigenaar van de wijngaard. ‘Want dit is grond verspillen op niets af.’ Maar de boer pleit bij zijn heer om geduld. Hij vraagt uitstel. Hij wil één jaar lang nog eens extra aandacht geven aan de boom. Want misschien ligt het wel aan hem zelf! Hij zal hem goed bemesten en de grond omspitten. "Als er over één jaar nog geen vruchten zijn, kunt u hem omhakken", zegt-ie. Hij zegt niet: dan hak ik hem om!
 
Een ontwapenende levenshouding. De man wenst niet onmiddellijk de schuldige aan te wijzen. Hij zegt niet: die boom deugt niet, daar zit geen groeikracht in. Nee, hij stelt vragen aan zichzelf: misschien ben ík er wel de oorzaak van dat mensen om mij heen niet tot bloei komen. Wij hebben geen moeite om de schuldige aan te wijzen: bij een aanrijding, bij het vastlopen van een relatie, bij iemand die niet goed in de groep functioneert, of als vluchteling naar Nederland komt. Het is veel gemakkelijker om de schuldigen aan te wijzen voor onze problemen. Dat schept duidelijkheid. Dan heb je een zondebok. Althans, dat denk je. Want het is vaak niet zo duidelijk wie werkelijk de schuldige is. Wat dat betreft hebben we allemaal boter op ons hoofd!
 
Een mooie chassidische legende verklaart het evangelie van vanmorgen zo: Toen Abraham eens op een goeie dag voor zijn deur zat, zag hij en oude man uit de woestijn komen. Abraham was een gastvrij mens, ging hem tegemoet en vroeg hem om te blijven overnachten. Toen ze samen gingen eten, zag hij dat de oude man geen dankgebed uitsprak. Toen Abraham vroeg waarom hij dat niet deed, zei de oude man: ‘Uw God is niet mijn God. Ik ken Jahwe niet en ik roep zijn naam niet aan.’ Toen werd Abraham boos en joeg de vreemdeling weg, de woestijn in. God sprak echter tot hem: ‘Die man is nu 98 jaar oud. Al die tijd heb Ik hem verdragen en hem niet laten omkomen. Ik weet dat hij naar mijn stem niet luistert, maar Ik heb hem mijn genade nooit ontzegd. Hoe durf jij dan je hand naar hem op te heffen en hem als vreemdeling weg te jagen, zonder hem ook maar één nacht onderdak te verlenen?"
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam