pic_paul01.jpg

Zondag 31 juli 2016 - RIJK ZIJN BIJ GOD

18e zondag door het jaar - C
Lezingen: Prediker 1:2.2:21-23 en Lucas 12:13-21
 
De laatste zin van het evangelie van vandaag zal waarschijnlijk velen van ons ja doen knikken. ‘Zo vergaat het iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’ ‘Is God dan rijk?’ vroeg een meisje aan haar moeder. Ja, wanneer ben je rijk? Allerlei enquêtes laten zien wat wij onder ‘rijk-zijn’ verstaan. Het gaat dan vooral om een goede gezondheid, tot op hoge leeftijd. ‘Als je maar gezond bent, dat is het voornaamste’, zeggen we tegen elkaar, ‘dan zijn wij rijk’. En ouders die een kind verwachten: ‘of het een jongen of een meisje is, dat maakt niet uit, als het maar gezond is, dan zijn we de koning te rijk!’
 
‘Gezondheid is onze grootste rijkdom’ zeggen we. Gek eigenlijk, want als we om ons heen kijken dan heeft ‘rijk-zijn’ alles te maken met macht en roem, geld en bezit. Is dat rijk zijn bij God? In de eerste lezing uit het boek Prediker legt Prediker zijn vinger op de zere plek; ‘ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid’. Alles blijkt vluchtig te zijn, zo vluchtig als de wind. Zo mag je dat woord ‘ijdelheid’ vertalen. Wat je meent te bezitten, is gewoon één grote luchtbel, die je niet kunt meenemen als je voor de grens van leven en dood staat. Alles blijkt een luchtbel te zijn. Op die drempel van leven en dood wordt duidelijk waar je als mens voor staat en of je werkelijk wat aan inhoud hebt opgebouwd, wat het gewicht is in je leven, de kern van je bestaan. Of dat wat overblijft, als alle ijdelheid als een luchtvlaagje is opgelost, ons geloof, onze hoop en onze liefde is.
 
Het is me opgevallen dat er in het evangelie van vandaag zes keer gesproken wordt over ‘ik’. Het gaat over een rijk iemand. Wat moet ík doen? Ik weet het, ík ga grotere schuren bouwen. Daarin zal ík heel mijn rijkdom opbergen. Dan zal ík tot me zelf zeggen: man rust uit en geniet ervan. Ikke, ikke, ikke, en de rest… vult u vandaag zelf maar aan.
 
De evangelist Lucas is zeer geïnteresseerd in de tegenstelling arm-rijk. Al vóór Jezus geboorte laat hij Maria zingen, dat de rijken als windbuilen zullen worden weggestuurd. En als enige noteert hij dat er arme herders bij de geboorte van Jezus op bezoek komen. Hij geeft daarmee aan dat Jezus zelf afkomstig is uit de onderklasse. Bij de besnijdenis van hun zoon geven Maria en Jozef het vastgestelde tarief voor de armen: een paar duiven. Johannes de Doper laat hij zeggen: als iemand twee hemden heeft, laat hij er dan een aan de armen geven. Maar liefst achttien keer schrijft Lucas over de macht en het gevaar van de rijkdom. Zoals het verhaal dat we vandaag lezen. 
 
Wij hoorden hoe mensen ruzie maken over een erfenis. Een oud maar altijd actueel verhaal. Bij erfenissen leer je de gulzigheid van mensen kennen. Voordat een mens zijn ogen sluit, worden soms de eerste meubels het huis al uit gedragen. In het verhaal gaat het om een jonge man die zó hebzuchtig is dat hij weigert om de erfenis met zijn jongere broer te delen. Wat doe je dan in zo’n geval? Dan zoek je een scheidsrechter op, in dit geval een rabbi. Zij komen bij Jezus. Ze verwachten van Hem een uitspraak. Natuurlijk zal Jezus zeggen: ‘doe niet zo flauw, deel die erfenis toch’. Maar het verhaal neemt een verrassende wending: Jezus weigert om rechter te spelen en geeft béide jongens er van langs. Hij is op weg naar Jeruzalem en heeft wel wat anders aan zijn hoofd dan een erfeniskwestie. Laat het wettig gezag zulke zaken maar regelen! Hij waarschuwt beide jongens wel voor hun mateloze hebzucht. Geen enkel bezit kun je veiligstellen.
 
En Jezus vertelt dan het verhaal van de man die verslaafd was aan zijn bezit. Grote schuren liet hij bouwen. Steeds grotere. Maar op 'n dag is hij gestorven, lag zomaar dood in zijn bed. En zoals we allemaal intussen weten: de dood heeft geen zakken! Meenemen kun je niets. Naakt kom je ter wereld, zonder iets ga je er weer af!
 
Een man, slaaf van het materialisme. Schuren afbreken en grotere bouwen. Schatten opbergen, geld voor jaren vastleggen. Voor later! Welk later? ‘Dwaas, nog deze nacht komt men je leven opeisen!’ En wie denkt dat Jezus het nu over onze buurman heeft, heeft het mis. Allemaal hebben we iets van die mentaliteit van die man uit het verhaal van Jezus. De meesten van ons zijn voortdurend bezig om ons bezit te vergroten. Iedereen wil zo aangenaam mogelijk leven. Is geld dan zo verkeerd? Natuurlijk niet. Een apotheker heeft zoveel vergif in huis dat hij een halve stad om het leven kan brengen, is hij daarom zelf vergiftigd? Dwaas zijn we alleen als geld ons leven beheerst. Als we alles voor geld doen, zelfs waar het gaat om het leven van onze zusters en broeders. Dwaas zijn mensen voor wie bezit hun laatste zekerheid is. Want je leven kun je alleen maar veiligstellen bij God. Hij is het die leven schenkt, schept en behoudt.
 
Jezus waarschuwt ons tegen elke vorm van verslaving. Zoek toch niet naar drogredenen, naar vluchtwegen om de strijd uit de weg te gaan. ‘We hebben het leven in eigen hand’, zeggen we, maar 't is dan wel een leven vol bekoringen, en verslavingen. Dat loopt van bekoringen van geld en goed naar bekoringen van eigen gelijk en het eigen ‘ikke’. Dwaas, je vindt jezelf zo belangrijk. ‘Ze kunnen me op dit moment op het werk zo moeilijk missen’. Dwaas, nog deze nacht komt men je leven opeisen! In deze wereld van bezit en hebben, strijkt het evangelie vanmorgen tegen alle haren in.
 
Het boek Prediker in de eerste lezing zegt het zo duidelijk: rijkdom is zo stabiel als de wind. Maar niet alleen bezit kan verlammend werken, ook bijvoorbeeld het bezit van de ‘waarheid’ kan mensen binnen en buiten de kerk tot robots maken. Je kunt zó aan je eigen waarheid blijven hangen, dat je er aan verslaafd raakt. ‘Dwaas’, zegt God, ‘nog deze nacht komt men je leven opeisen!’ Niet geld en goed, niet onze eigen waarheid, maar Gods liefde is eeuwig. Stel je leven in dienst van de liefde, en leef ernaar. Dan vergaar je geen schatten voor jezelf, maar ben je rijk bij God.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam