Parabel verloren zoon 1.jpg

Zondag 11 december 2016 - ZIJT GIJ DE KOMENDE?

3e zondag van de Advent – A – zondag Gaudete
Lezingen: Jesaia 35.1-6a.10 en Matteus.11:2-11
 
Wij zien Johannes de Doper graag als een ruige profeet, de tegenhanger van de zoete lieve Jezus. Maar daar doen we Johannes onrecht mee. Natuurlijk spreekt hij harde woorden als ‘leg de bijl aan de wortel van je bestaan’ en ‘bekeert u, want het Rijk Gods is nabij’. Maar Johannes de Doper is helemaal niet zo'n sombere profeet. Integendeel, hij verwijst juist naar de toekomst: ‘Er komt een nieuwe toekomst, de Messias is in aantocht!’
 
Nog eens treedt Johannes de Doper op in de Advent. Hij, de geëerde profeet, die de hoop was van velen in Israël, is nu opzijgeschoven. Hij die met vurige woorden het nieuwe Rijk van God aankondigde, zit nu in de gevangenis. Maar erger dan de duisternis van zijn cel is de duisternis van zijn hart. Hij ziet het niet meer zitten, is pijnlijk ontgoocheld. Waar is dan die mens die het kaf van het koren zal scheiden? De mens die een vernietigend oordeel zal uitspreken over al het kwaad in de wereld? Waar leeft de mens die woorden van vrede spreekt op al die bedreigde plekken in de wereld?
 
‘Het juk dat zwaar op deze volkeren drukt, de stang op hun schouders, de stok van hun drijvers, zullen toch worden gebroken als in de dagen van Midjan?’ Waar blijft dan die Vredesvorst, die goddelijke Raadsman, die goddelijke Held? Uit de duistere diepte van zijn bestaan laat Johannes aan Jezus vragen: ‘Zijt Gij komende of hebben wij een ander te verwachten?’ Johannes was bereid om in de nacht en de duisternis van zijn bestaan te sterven. Maar hij had zo graag het morgenrood van een nieuwe tijd gezien. Een helder licht verlangde hij niet, al was het maar een klein streepje licht. Het zou voldoende voor hem geweest zijn! Toch hoorde en zag hij weinig van wat hij had aangekondigd. Waar bleef die bijl, die rotte bomen zou omhakken, waar de wan, waarmee koren van het kaf gescheiden zou worden?
 
Jezus komt. Maar het is toch geen man van de botte bijl. Integendeel, Jezus zegt: ‘laat alles maar opkomen, het gewas en het onkruid!’ Zo komt Hij als vriend van tollenaars en zondaars, als vriend van een publieke vrouw en een aan lagerwal geraakte man. De grote massa krijgt Hij achter zich aan, maar waar blijft de elite? Zij zwijgen Hem dood. Zij sluiten een kring van dodelijke haat om Hem heen. Vol twijfel vraagt Johannes in de kerker zich af of hij zich misschien voor een verkeerde zaak heeft ingezet. Heeft hij op het verkeerde paard gewed? Zou het kunnen dat die ene kaart waarop ik alles heb gezet, niet de juiste is? Jezus herinnert Johannes eraan, dat de Messias niet alleen optreedt als koning en rechter, Hij is ook vader van de vertrapten, beschermer van het tere leven. Hij komt voor om mensen te redden, de zwakke dieren als eerste. Hij Jezus wijst Johannes op de tekenen van het komend Godsrijk: blinden zien, gevangenen worden bevrijd, kreupelen lopen weer. En Hij citeert in deze woorden uit de profetie van Jesaja, zoals we dat hoorden in de eerste lezing.
 
Johannes, de profeet, zal net als Jezus het lot van alle profeten ondergaan. Profeten die onze welvaartsdromen doorprikken zijn niet geliefd. Onze wereld heeft behoefte aan profeten, maar het moet wel leuk blijven! Daarom wordt stemmen van profeten tot de dag van vandaag gesmoord in bloed. Hun profetie is ondraaglijk in een wereld vol corruptie. Hun stem die duizenden meeslepen moet worden gesmoord. De bomen moeten kaal voor de nieuwe lente. De graankorrel moet eerst de donkere aarde in om tot nieuw leven te komen. Het wrede mensenverhaal moet ten einde voor het definitieve begin. Het moet eindelijk eens afgelopen zijn met onze slogan: ‘het is beter dat één mens sterft, dan dat een heel volk economisch ten gronde gaat’. Want zo sterven er voortdurend rechtvaardigen in onze wereld. Hun koppen moeten worden gesneld. Ze sneuvelen de een na de ander: Martin Luther King, aartsbisschop Romero, Patrice Loemoemba (al weer een vergeten naam), Dag Hammerskjold, Anne Frank, Etty Hillesum, Steve Biko, Sint Jan de Doper, Jezus van Nazareth...
 
Johannes de Doper, geen toevallige voorbijganger, geen ooggetuige die het verder voor gezien houdt. Nee, Johannes de Doper is een gedrevene. Een mens die heil wilde brengen in een donkere wereld die kraakt in z'n voegen van onrechtvaardigheid. Want met elkaar hebben we een wereld opgebouwd die vele mensen jaarlijks het leven kost. Johannes de Doper noemt het onrecht bij name, wijst concreet het onrecht aan. Maar dat pikt de wereld niet. Hij moet worden uitgespuwd, uitgekotst.
 
En zo belandt ook Sint Jan de Doper in de gevangenis, omdat hij koning Herodes beticht heeft van een oneerlijke en duistere levenswandel. Een profeet kijkt niet naar rang of stand, ook al kost hem dat zijn kop. Johannes is door twijfels overmand. Jezus steekt hem een hart onder de riem. Hij zegt: ‘Johannes, je ziet toch dat de hoop groeiende is, dat de wereld langzamerhand toegroeit naar de wereld van God?’
 
Dan schildert Jezus een grandioos portret van Johannes. Hij haalt hem niet omlaag, maar zet een standbeeld voor hem neer. Jezus geeft Johannes een ereplaats naast het standbeeld van de Dokwerker in Amsterdam, beeld van de Februaristaking in de Tweede Wereldoorlog, naast het beeld van Zadkine in Rotterdam, beeld van een stad dat in de oorlog zijn hart is kwijtgeraakt.
 
Jezus stelt Johannes gerust. Het verhaal gaat door! De woorden van Johannes zijn niet achterhaald. Ze klinken vanmorgen in de talloze kerken en kapellen over heel de wereld. En we zijn zijn woorden nog niet vergeten. Ze schieten nog steeds raak in de harten van mensen. 'n Boodschap voor mensen die blind, doof en lam geworden zijn voor zijn oproep tot bekering. Ooit zal de woestijn weer bloeien als een roos! Dan zal er een einde komen aan alle twist en tweedracht, aan alle gejammer en gekerm. Slappe handen worden weer sterk, knikkende knieën krijgen weer kracht.
 
De tekenen van hoop waar Jezus het over heeft, mogen wij in deze Advent zichtbaar maken in ons eigen leven.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam