foto0048_edited.jpg

Zondag 21 mei 2017 - OP EIGEN BENEN

Zesde Zondag van Pasen - A
Lezingen: Handelingen 8:5-8.14-17 -  1 Petrus 3:15-18 - Johannes 14:15-21
 
In de evangelietekst van vandaag, de laatste voor hemelvaart, zegt Jezus dat Hij de wereld zal verlaten. Maar niet voordat Hij ons zijn Geest heeft achtergelaten. Vanuit die Geest mogen we leven. De leerlingen van Jezus vormen een soort fanclub rond Jezus. Hij is Degene die alles weet en alles kan. Ze adoreren Hem zoals jonge mensen hun idool adoreren. Maar ze moeten los van Hem komen, zoals tieners los moeten komen van hun ouders. Ze moeten hun eigen verantwoordelijkheid aandurven, op weg durven gaan. Jezus gaat terug naar zijn Vader in de hemel. Zélf zijn ze nu verantwoordelijk voor de verspreiding van De Blijde Boodschap. Maar Hij laat ze niet verweesd achter. Hij zal hen een Helper sturen: de heilige Geest, voor wie de wereld niet ontvankelijk is.
 
Door welke geest laten wij ons leiden? De Geest van God werkt overal waar ouders zich inzetten voor hun kinderen. De Geest van God wordt zichtbaar waar mensen zich onbaatzuchtig inzetten voor vrede en sociale gerechtigheid, waar mensen trouw en behulpzaam zijn tegenover buren en collega's. Daar werkt de Geest van God. En die Geest komt niet in storm en vuur. Gods Geest komt vaak in de zachte bries van ons bestaan, in de gewone dingen van elke dag. Zo worden wij mensen die ons inzetten voor een wereld die wat meer openstaat voor God, meer openstaat voor de liefde, voor de waarheid en voor de vrede. Wij mogen gaan in het voetspoor van de Verrezene. We mogen verder gaan in zijn Geest.
 
In de eerste lezing hoorden we dat de apostelen Petrus en Paulus afvaardigen om de pasgedoopten de handen op te leggen opdat zij de heilige Geest zouden ontvangen. (Hand.8:14-17). Dat is de keuze waar we vlak voor Hemelvaart voor staan: gaan we verder in zijn Geest of gaan we toch verder op ons eigen houtje? Geven wij de Geest van God voldoende ruimte en kansen in ons eigen leven? Gaan we verder in zijn Geest? Welke geest is dat dan? Een Geest om te bezitten of een Geest om te dienen? Een Geest van Macht of een Geest van barmhartigheid? Het volgend sprookje kan veel duidelijk maken.
 
Heel lang geleden was een koning gestorven. De mensen treurden, want het was een heel bijzondere koning geweest. De koning liet een tweeling na van nauwelijks zes jaar oud. Gelukkig kon de koningin het bestuur zo lang op zich nemen, maar men wilde spoedig beslissen welke van de twee prinsjes de nieuwe koning zou moeten worden. De raadsheren overlegden met elkaar en besloten het gedrag van de beide prinsjes een tijd lang te bestuderen. Maar ze konden niet tot een besluit komen, toen ze al gauw merkten dat beide prinsjes even lief en even aardig waren. Goede raad was duur! Maar gelukkig was er een oude wijze raadsheer die voorstelde om ook 's nachts eens naar de beide kinderen te kijken. En toen viel het op, dat het ene prinsje sliep met zijn handjes open en het andere prinsje met gesloten knuistjes. En zo vertelt het verhaal, werd het prinsje dat met zijn beide handjes open sliep later de nieuwe koning.
 
Wat doe je nu met zo'n sprookje? Ik kan u toch moeilijk vragen of u 's nachts slaapt met open handen of met gebalde vuisten. En bovendien: het is toch maar een sprookje! Maar als het waar is dat sprookjes de diepste verlangens van mensen in een verhaal proberen te vangen, dan laat dit sprookje in ieder geval zien dat mensen altijd verlangen naar 'n machtsuitoefening die zichtbaar wordt in goedheid en menselijkheid. Want hoe vaak vertoont macht alle trekken van geweld? En dat geldt niet alleen voor de grote machthebbers van deze wereld: dit sprookje is van toepassing op ieder van ons! Want ieder van ons heeft veel meer macht dan hij vermoedt! Iedereen heeft de macht om mensen af te breken of op te bouwen. Wij kunnen elkaars uren en dagen, soms jaren, onleefbaar maken en verpesten, maar we kunnen elkaar ook gelukkige tijden bezorgen. Die macht hebben we allemaal in handen!
 
Hoe gaan wij met der Geest van God om? In het oude Babylon noemden de mensen hun God Baäl. En deze naam betekent mensenbezitter, eigenaar van mensen. Hoe anders is de naam van de God van Israël: Jahweh! Deze naam betekent: Ik-ben-er-voor-jou! Is dat niet de strijd van alle tijden en in elk mensenhart: ben ik er voor jou of ben je er voor mij? De strijd tussen ik-ben-er-voor-jou en jij-bent-er-voor-mij is een klassiek gegeven. Bekend is het verhaal over het kleine prinsesje Juliana. Toen zij naast haar moeder Wilhelmina op het balkon stond, vroeg het kind aan haar moeder: ‘Zijn al die mensen nu van mij?’ ‘Nee’, zei Wilhelmina, ‘Jij bent van al die mensen’.
 
Alle mensen zijn niet van Jezus, maar Jezus is van alle mensen! Dat leefde Hij ons ook voor, met open handen, niet met gebalde vuisten. Hij wilde er zijn voor mensen, zoals Hij wist dat Zijn Vader die op Hem wachtte, er was voor Hem. Elkaar van dienst zijn. Zo moet elke macht vorm krijgen. Eersten moeten laatsten worden, laatsten eersten. De onderste steen komt boven. Op de tranen van kleine mensen bouw Ik mijn Koninkrijk, zegt Jezus. De geschiedenis van God is een anti-geschiedenis, want Gods geschiedenis loopt niet langs de groten der aarde, maar langs de kleine man. Echte macht komt altijd van onderop. Het is de geschiedenis van het mosterdzaadje, van het kleine beetje gist, van de graankorrel in de donkere aarde. Het is het verhaal van een vrouw in barensweeën, het verhaal van een kind in een voerbak.
 
Bij de Hemelvaart van Jezus krijgen we te horen dat we in de verspreiding van het evangelie op eigen benen moeten staan. Als kind verlaat je je ouders. Je leert op eigen benen te staan. Je moet het zelf doen. Toch houd je niet op kind van je ouders te zijn. Je ouders blijven je ouders. Maar je gaat een stap verder. Een tiener gaat nieuwe banden aan met leeftijdsgenoten en op veel vragen zal hij of zij zelf een antwoord moeten vinden. 
 
Zo is het ook gegaan bij Jezus en zijn leerlingen. Jezus gaat terug naar zijn Vader in de hemel. Zélf zijn ze nu verantwoordelijk voor de verspreiding van het evangelie. Maar Hij laat ze niet verweesd achter. Hij zal hen een Helper sturen: de heilige Geest, voor wie de wereld niet ontvankelijk is. Door welke geest laten wij ons leiden? De Geest van God werkt overal waar mensen zich telkens inzetten voor elkaar. De Geest van God wordt zichtbaar waar mensen zich onbaatzuchtig inzetten voor vrede en sociale gerechtigheid, waar mensen trouw en behulpzaam zijn tegenover buren en collega's. Daar werkt de Geest van God. Dat ben je geen mens met gebalde vuisten, maar een mens met open handen. Dan ben je een mens naar Gods hart en werk je in zijn Geest.
 
De Geest komt vaak in de zachte bries van ons bestaan, in de gewone dingen van elke dag. Zo worden wij mensen die ons inzetten voor een wereld die wat meer openstaat voor God, meer openstaat voor de liefde, voor waarheid en voor vrede. Niet met gebalde vuisten, maar met open handen krijgt de Blijde Boodschap van Jezus kansen te over.
 
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam